Gods liefde breekt door…

 Als het zou afhangen van onze liefde zouden we niet gered kunnen worden.

Dat zegt Johannes immers als we zijn brief goed lezen.

En dan denk je ‘staat dat er écht?’

Ja blijkbaar wel: ‘Het wezenlijke van de liefde is niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad – en (daarom) Zijn Zoon heeft gezonden om verzoening te brengen voor onze zonden (om ons te redden van onze zonden).’

NIET WIJ – MAAR HIJ!

God heeft ons liefgehad, ondanks alles wie we zijn of waren of zullen zijn.

God heeft ons liefgehad en wist dat we uit onszelf het niet zouden redden.

God heeft ons liefgehad en dáárom heeft Hij Zijn Zoon gezonden.

In het zenden van Zijn Zoon blijkt Gods liefde voor ons mensen, die juist God van nature niet liefhebben.

In Zijn Zoon, Zijn Enige zoekt Hij de mensen op om hen ALLEN Zijn liefde te bewijzen.

We moeten het erkennen: het gaat van Boven naar beneden.

En als we dat aanvaarden mogen met heel ons leven en heel ons hart, dan mogen we uit die liefde, die God ons bewees, leven.

Dan mogen we in Zijn kracht en genade die liefde daadwerkelijk aan elkaar doorgeven…

Aan elkaar als leden van de gemeente van Christus.

Aan elkaar als leden van de Kerk van Christus.

Aan elkaar als leden van ons eigen gezin.

Maar ook aan elkaar als medelanders.

Ook aan elkaar als vluchtelingen ons levenspad kruisen.

We mogen met hen delen de liefde die God ons gaf in Zijn Zoon Jezus Christus.

We mogen op enig moment die liefde delen met onze buren…

Dat is een taak de Hij ons geeft voor nú en voor later.

Zoveel tijd God ons als Zijn kinderen op aarde nog toebedeelt.

Voor een christen is het een levensthema!

 

Lezen 1 Johannes 1 vers 7-21 en Johannes 15 vers 7-17

 

Gedicht ‘Zendingslied…’

 

Gij hebt ons gezegd, Heer: de velden zijn wit,

En rijp staat de oogst op de landen.

Gij wilt dat Uw volk aan het werk gaat en bidt

Met het hart, met de mond en de handen.

Wij kunnen niet veel, Heer, wij voelen ons klein,

Toch vragen wij: laat ons Uw arbeiders zijn.

 

Gij hebt ons geboden, Heer: Predik Uw Mijn Woord

En ga in de heggen en stegen!

Mijn huis is gereed, wie Mijn nodiging hoort

Vervul Ik met blijdschap en zegen.

Al is uw geloof, uw vertrouwen nog klein,

Toch kan ook de zwakste Mijn arbeider zijn.

 

Gij hebt ons gezegd, Heer: Wanneer ge gelooft

Dan zal Ik u wonderen wijzen.

Nog deel Ik de vissen, nog breek Ik het brood,

Nog wil Ik de duizenden spijzen.

Al was het getal van Mijn jongeren klein,

Ontelbaar zal ’t volk in de hemelen zijn.

 

Zend Gij ons dan uit, Heer, maar ga met ons mee!

Uw vuurkolom moet voor ons uitgaan;

En baan ons een weg, als het moet door de zee,

Wij zullen in Uw kracht erdoor gaan!

Nu is nog Uw kerk onbeduidend en klein,

Maar eens zal de aarde te klein voor haar zijn!

N.N.